Monetair beleid

< Terug naar de begrippenlijst
Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA)

Vrijhandelsakkoord tussen Canada en de Europese Unie.

Deflatie

Een algehele daling van het prijspeil.

Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB)

Het ESCB omvat de ECB en de nationale centrale banken (NCB’s) van alle EU-lidstaten ongeacht of zij de euro hebben ingevoerd.

Europese Centrale Bank (ECB)

De centrale bank van de 19 lidstaten van de Europese Unie die op de euro zijn overgegaan. De hoofdtaak van de ECB is het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied, waardoor de koopkracht van de gemeenschappelijke munt in stand wordt gehouden.

Europese Economische Ruimte (EER)

Bevordert vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal tussen de deelnemende landen. Ook wordt er samengewerkt op economisch gebied.
De ruimte is ontstaan om landen die niet opgingen in de Europese Unie toch te laten profiteren van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal in de Europese Unie. Hiervoor moest wetgeving van de EU worden ingevoerd in de EER-staten. Bij de Europese Economische Ruimte (EER) horen alle EU-landen plus Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

Europese Monetaire Unie (EMU)

Ter bevordering van de gezamenlijke Europese financieel-economische politiek. Het hoofddoel is de gemeenschappelijke munt met hoge prijsstabiliteit.

Eurosysteem

Het Eurosysteem omvat de ECB en de nationale centrale banken van de landen die de euro hebben ingevoerd.

Inflatie (HICP in %)

Met inflatie wordt een algehele stijging van het prijspeil bedoeld. Als uitgangspunt neemt men het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. In Nederland bepaalt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) elke maand van een groot pakket goederen en diensten de prijs en kijkt vervolgens wat de prijsverandering is vergeleken met een jaar geleden. Op die manier berekent het CBS de inflatie in ons land. Voor heel Europa berekent Eurostat het prijsindexcijfer. Omdat niet ieder land de inflatie op precies dezelfde manier berekent, corrigeert Eurostat voor die verschillen. Zo krijg je de Harmonised Index of Consumer Prices (HICP).

Inflatiemandje

Elke maand wordt van een groot pakket goederen en diensten (inflatiemandje of boodschappenmandje) de prijs vastgesteld. Elk land in Europa berekent het inflatiecijfer net weer even anders. Zo zijn de mandjes in alle landen verschillend. Eurostat gebruikt een Europees ‘boodschappenmandje’.

Koopkracht

De hoeveelheid goederen en diensten die je met een bepaalde hoeveelheid geld kunt kopen. Neemt de hoeveelheid goederen en diensten die je voor een bepaalde hoeveelheid geld kunt kopen toe, dan spreek je van een stijgende koopkracht.

Prijspeil

Het gemiddeld prijsniveau van alle goederen en diensten. Als uitgangspunt wordt doorgaans het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie gebruikt.

Rente

Rente is de vergoeding die betaald wordt voor het lenen van geld. Of het geld dat je ontvangt voor het uitlenen van geld. Het is een vergoeding voor het gebruik van krediet.
Rente wordt over het algemeen uitgedrukt als een percentage (van het verstrekte krediet). Als de rente aangepast wordt door de ECB wordt niet gesproken over procenten maar over procentpunten. De rente is bijvoorbeeld 1 procent en wordt aangepast met 0,25 procentpunt naar 1,25 procent.

Rentebesluit

De banken in het eurogebied zijn afhankelijk van kredietverlening door het Eurosysteem. In het rentebesluit, bepaalt de ECB hoe hoog de rente voor deze kredietverlening is. Bij inflatiegevaar kan het Eurosysteem de rente over dit krediet verhogen. De banken berekenen vervolgens een hogere rente door aan hun cliënten. Hierdoor daalt de vraag naar bankkredieten en nemen de besparingen toe. Dit leidt tot lagere bestedingen van consumenten en bedrijven, waardoor het inflatiegevaar afneemt.

Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP)

Handelsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS).

Vraag en aanbod

De vraag naar en het aanbod van goederen en diensten bepalen de prijs (als alle overige factoren gelijk blijven). Neemt de vraag toe, dan zal de prijs stijgen. Neemt het aanbod toe, dan zal de prijs dalen.
Bij de zogenaamde evenwichtsprijs is er evenwicht tussen vraag en aanbod. Bij die prijs is er net zoveel vraag als aanbod.