Opdracht 1
Hieronder staan de theoretische beschrijvingen van DNB. Het is aan iedereen zelf om een eigen (goed onderbouwde) weergave te geven, zolang het maar terug te brengen is op de cijfers uit de tabellen.
Variant 1:
Het eenzijdig verlagen van de Amerikaanse uitvoerprijs zorgt voor een prijsconcurrentievoordeel op de wereldmarkt, waardoor de Amerikaanse uitvoer een forse impuls krijgt. Tegelijkertijd daalt de Amerikaanse invoer uit het buitenland, doordat buitenlandse producten door het opgelegde importtarief duurder worden.
Als gevolg van de duurdere invoer loopt de inflatie in de VS sterk op. De centrale bank reageert met een renteverhoging, waardoor de dollar onmiddellijk in waarde stijgt. Het effect van de renteverhoging op de inflatie treedt pas na langere tijd op.
De lagere reële beschikbare inkomens hebben een drukkende werking op de particuliere consumptie. De investeringen in de VS worden gestimuleerd door de toegenomen buitenlandse afzet, maar worden gedrukt door de lagere consumptie en hogere rente. Op korte termijn worden de positieve uitvoereffecten vrijwel volledig gecompenseerd door de ongunstige effecten op de binnenlands bestedingen en blijft het Amerikaanse bbp-volume nagenoeg ongewijzigd. Na verloop van tijd beginnen de prijzen en de rente weer te dalen en trekt, mede door de gunstige werking van de exportsubsidie, de economie in de VS enigszins aan. In 2019 ligt het reële bbp van de VS 0,5% hoger dan zonder de maatregelen en is de werkloosheid marginaal lager.
De verminderde Amerikaanse invoer werkt sterk door op landen zoals Mexico en Canada, waarvan meer dan 70% van de uitvoer naar de VS gaat. Ook voor China, Japan en het VK is de VS een relatief belangrijke exportbestemming. De effecten op de relevante wereldhandel voor Nederland zijn relatief gering. Dit komt niet alleen doordat Nederlandse producten slechts in bescheiden mate op de Amerikaanse markt worden afgezet, maar ook door de groei van de Amerikaanse economie in 2019 en appreciatie van de dollar. Het goedkoper worden van de euro compenseert voor een deel het effect van het door de VS opgelegde importtarief.
De schade voor de Nederlandse economie van het Amerikaanse protectionisme blijft redelijk beperkt. Door een verslechterde prijsconcurrentiepositie valt de uitvoer in eerste instantie terug, maar de uitvoer herstelt zich in 2019 onder invloed van de aantrekkende wereldhandel. Via lagere invoerprijzen wordt de inflatie wat gedrukt, waardoor de koopkracht op peil blijft en daarmee de particuliere consumptie.
Variant 2:
De negatieve economische gevolgen zijn aanzienlijk groter dan in een situatie zonder tegenmaatregelen. Het Amerikaanse prijsconcurrentievoordeel op de wereldmarkt is nu van korte duur. De hogere inflatiecijfers stuwen de Amerikaanse inflatie en hollen de koopkracht uit. Door harder ingrijpen van de centrale bank om de snel oplopende inflatie te beteugelen, stijgt de dollar met ruim 3% in waarde.
Doordat Amerikaanse producten op de wereldmarkt duurder worden, neemt de Amerikaanse uitvoer fors af. Verminderde koopkracht heeft een drukkende werking op de consumptieve bestedingen in de VS. Ook de Amerikaanse bedrijfsinvesteringen worden flink neerwaarts bijgesteld vanwege de sterk verminderde economische bedrijvigheid. Uiteindelijk komt het reële bbp in de VS in 2018 1,7% en in 2019 2,2% lager uit.
De sterk verminderde Amerikaanse bestedingen werken direct negatief door op de in- en uitvoervolumes van andere landen. Tegelijkertijd loopt in veel landen de inflatie op door de invoer van duurdere goederen en diensten. Hogere prijzen, lagere particuliere consumptie en minder investeringen drukken de mondiale economische groei. Het volume van de voor Nederland relevante wereldhandel krijgt een flinke tik en ligt in 2019 3,1% lager. De teruggang van de relevante wereldhandel leidt tot een lager uitvoervolume van Nederlandse goederen en diensten. Als gevolg van de afgenomen vraag, oplopende kapitaalkosten en lagere aandelenkoersen nemen de bedrijfsinvesteringen af. De economische groei valt in Nederland terug met 0,5%-punt in 2018 en 0,2%-punt in 2019, waardoor de werkloosheid in 2019 0,4%- punt hoger uitvalt dan in de raming. De inflatie stijgt met 0,3%-punt tot 1,7% in 2019, wat samenhangt met de hogere invoerprijzen. Lagere reële beschikbare inkomens en hogere werkloosheid drukken de consumptieve bestedingen.
Opdracht 2
Zonder tegenmaatregelen in andere landen blijft de schade voor de Nederlandse economie beperkt. Met tegenmaatregelen zijn de mondiale economische gevolgen veel negatiever. Voor Nederland, andere handelspartners van de Verenigde Staten en ook voor de Amerikaanse economie zelf.
Opdracht 3
De redenen kunnen uiteenlopen van economische korte termijn doelstellingen, tot stimuleren van specifieke bedrijven of sectoren. Politieke overwegingen zoals bescherming van toonaangevende nationale bedrijvigheid en andere vormen om nationaal besef en gevoel te stimuleren kunnen ook meewegen.
Opdracht 4
De redenen van andere landen zijn vergelijkbaar met die van opdracht 3. Extra politieke reden kan zijn, dat de regering wil laten zien dat ze voor haar eigen bedrijven en inwoners wil opkomen.