In 2018 is het klimaatakkoord van Katowice gesloten, hierin zijn de richtlijnen afgesproken waarmee het klimaatakkoord van Parijs in 2020 in werking kan treden. Om de opwarming van de aarde te verminderen en de afgesproken doelen te behalen, zullen nationale overheden extra maatregelen moeten nemen. Ook de Nederlandse overheid heeft zich hieraan gecommitteerd.
Op dit moment wordt er vooral gebruik gemaakt van CO2-belasting en controle op de uitstoot met behulp van emissierechten. Dat lijkt onvoldoende. Er moet meer gebeuren. En daarbij kunnen de investeringen behoorlijk oplopen. Dan is de logische vervolgvraag: wie gaat dat betalen? Overheden, bedrijven, consumenten? Geen enkele partij is happig om als eerste, enige of het meeste op te draaien voor de investeringen. Met name de bevolkingsgroepen die minder dan modaal verdienen beginnen hun onvrede te uiten. Denk bijvoorbeeld aan ‘de gele hesjes’. En dat terwijl de volledige rekening voor duurzame welvaart nog niet op tafel ligt.
De kernvraag: Hoe kan de Nederlandse overheid sturen op duurzame groei, waarbij de lusten en lasten op een eerlijke manier verdeeld worden over de verschillende lagen van de bevolking?
In de plannen voor 2019, die het kabinet-Rutte III op Prinsjesdag heeft gepresenteerd is terug te lezen dat de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën er goed voor staan. De economie groeit en het begrotingsoverschot loopt op. De werkloosheid daalt tot 3,5% in 2019 en komt daarmee op het laagste niveau sinds 2001. De regering wil dat nagenoeg de gehele bevolking dat gaat merken in de portemonnee. Er is nu ruimte om te kunnen investeren in bijvoorbeeld onderwijs, politie en infrastructuur. Het kabinet heeft de ambitie om te komen tot een breed gedragen en betaalbaar klimaatakkoord. Er zijn plannen om de belasting op consumptie te verhogen, waardoor duurzame energieopties aantrekkelijker worden. Kolencentrales worden gesloten en hernieuwbare energieproductie wordt gestimuleerd. CO2-uitstoot moet in 2050 zo goed als verleden tijd zijn. Onder andere door jaarlijks 30.000-50.000 woningen aardgasvrij te maken.
Voor al die plannen is geld nodig, maar dat niet alleen. Ook innovatie, daadkracht en lef kunnen ons verder helpen. Vanaf 2019 moet een nieuw staatsfonds startende bedrijven helpen bij innovatieve en vooruitstrevende projecten. Voor het fonds ‘Invest-NL’ is 2,5 miljard euro beschikbaar. Er zijn welwillende ondernemers nodig. Maar ook durfkapitaal of andere financieringsmogelijkheden. De Nederlandsche Bank werkt daarom ondertussen in het zogenaamde Platform voor Duurzame Financiering samen met ministeries en partijen uit de financiële sector aan duurzaamheidsinitiatieven.
Idee is dat innovatie enerzijds onmisbaar is in de energietransitie en anderzijds kan bijdragen aan een sterke internationale concurrentiepositie en zo aan extra werkgelegenheid, economische groei etc.
Of de investeringen nu uit het Nederlands bedrijfsleven, van de Nederlandse overheid of van de Nederlandse consument komen, we moeten allemaal onze bijdrage leveren. De overheid betaalt met geld van de belastingbetaler, bedrijven verdienen aan consumenten en werknemers worden door werkgevers betaald.
Iedereen heeft tevens zijn verantwoordelijkheid. Producenten kunnen duurzamer produceren, consumenten kunnen duurzamer consumeren (en zo de vraag vergroten, waardoor de productie zal toenemen). De overheid kan sturen met (belasting)maatregelen en subsidies. Wie bijvoorbeeld energie wil opwekken uit wind, zon, biomassa, aardwarmte of water, kan gebruik maken van subsidie. In totaal is 6 miljard euro beschikbaar.
Maar toch is het de vraag welke schouders de grootste lasten gaan dragen en wie het meest gaan profiteren.
Het Planbureau voor de Leefbaarheid schrijft daarom over het belang om specifieker te kijken naar de gevolgen voor betaalbaarheid van de energierekening per inkomensgroep. Vooralsnog wordt veel op macroniveau gesproken en gerekend. Dan krijgen we inzicht in de gevolgen van maatregelen voor de gemiddelde energierekening. Maar dat vertelt niet het hele verhaal. De een kan best zonnepanelen of een elektrische auto aanschaffen, maar de ander niet.
Ook kleine en grote organisaties staan voor dilemma’s. Het geld dat ze investeren in duurzaamheid wordt niet altijd direct en/of helemaal terugverdiend in euro’s. Een duurzame bedrijfsvoering kan de nodige risico’s met zich meebrengen.
Kortom, de intentie en ambitie zijn er. Ook de plannen en mogelijkheden worden uitgewerkt. Maar de gevolgen van de financiering zijn nog niet duidelijk. Kunnen we in Nederland werk maken van een duurzame en inclusieve economische groei?
Maak de opdrachten en trek je eigen conclusies.
Bronnen: